|
|
Een refelectie op mijn eigen werk
Poussière tu m’émeus aux larmes
René Char[1]
Stof
je roert me tot tranen.
Twee
thema’s, die in mijn werk samenhangen, en die te onderscheiden maar voor mij
niet te scheiden, zijn: de horizon en ‘hemel en aarde’. De horizon is de
denkbeeldige lijn tussen hemel en aarde en de letterlijke scheiding tussen de
aarde en wat daarboven komt. Voor het gemak noem ik de lucht hemel en de bodem
daaronder aarde. Hemel en aarde zijn eigenlijk constructies, begrippen die voor
een ‘wereld staan’, “für
eine Welt” zou Heidegger zeggen. Dat betekent dat de begrippen hemel en aarde
niet waardevrij zijn, geen echte empirische grootheden, maar een aanduiding van
de werkelijkheid die op een heel eigen wijze geladen is met betekenis. In deze
begrippen klinkt de historie van de mensheid mee, de concrete en de ideeëngeschiedenis,
het falen en mislukken en het behalen van overwinningen. Kortom het zijn
begrippen waarmee de historie van de mensen en de religieuze geschiedenis van de
mensheid aan het woord komt. Vandaar dat zij een grote aantrekkingskracht op mij
uitoefenen en daarin sta ik niet alleen. Velen zijn mij voorgegaan en velen
zullen mij nog volgen. Om met Kiefer te spreken, de aura van deze begrippen
inspireert en zet aan tot schilderen.
De
horizon is de verbindingslijn, het punt waar hemel en aarde bij elkaar komen en
elkaar raken. Zonder die horizon geen scheiding maar ook geen hemel en aarde.
Dan is het of het een of het ander. De horizon fascineert mij in hoge mate omdat
het kijken naar de horizon en de bepaling van de horizon in de letterlijke en
geestelijke zin van het woord ruimte geeft. De horizon ligt niet bij voorbaat
vast. De horizon wil ontdekt worden, wil gevonden worden en dat is het mooie
ervan hij verandert, hij verschuift voortdurend. Telkens als wij van plaats
verwisselen schuift de horizon op, komt hij dichterbij of verdwijnt hij in de
verte. De horizon is een vreemd fenomeen, gebonden aan onze waarneming leidt hij
wel en geen eigenstandig leven. De horizon is in mijn ogen de bondgenoot van de
mens omdat hij staat voor wat de mens kan bereiken en waarnaar hij kan
verlangen. Als bondgenoot maakt hij dat voortdurend zichtbaar. De mens die de
horizon niet opmerkt verkeert in een staat van blindheid, van desoriëntatie,
van vertwijfeling zo je wilt. Want er zijn geen aanknopingspunten voor een oriëntatie,
het leven is een zoeken en dolen, zonder begin en zonder einde. De weg is nooit
een chaos, of een samenloop van toevalligheden. De weg begint altijd onder je
voeten, daar waar je staat en waar je vandaan komt en naar toe gaat. Je oriënteren
op de grond onder je voeten, of de hemel boven je hoofd zonder horizon is een
zinloze bezigheid want er is geen overzicht, dat wil zeggen geen verleden en
geen toekomst, geen gisteren en geen morgen. Het komt overeen met de rust in de
kist – de doodsslaap, niets hoeft meer. De horizon is dus in deze zin
levensnoodzaak, aanzet en bemoediging.
Met
deze ietwat metaforische beschrijving heb ik proberen aan te duiden wat mij
drijft in het gedreven schilderen van de horizon tussen hemel en aarde. Op elk
werk komt deze horizon op de een of andere wijze terug. Soms prominent, soms
verborgen op de achtergrond.
De
hemel en aarde vormen een soort tegenhanger van elkaar, getrouw aan het principe
dat de aardse realiteit een kopie heeft in de hemel. Niet letterlijk maar
metaforisch. Hemel en aarde spiegelen zich daarom vaak in elkaar, zij vormen als
het ware geen tegenstellingen die elkaar opheffen, maar zij vullen elkaar aan,
vervolmaken elkaar en geven accenten waardoor de ander tot zijn recht komt. In
mijn werk probeer ik dat te bereiken door de kleur, de wolkenpartijen in een
blauwe hemel, de lagen boven elkaar op de aarde en in de hemel, en door de
accentuering van de horizon. Oudere lagen staan vaak voor de werkelijkheid die
onder de werkelijkheid van hemel en aarde verborgen zit, een soort sacraliteit
van het landschap dat nauwelijks is zichtbaar te maken. Sacraal wil hier zeggen,
apart gezet, afgescheiden van de rest, opvallend anders, een ander patroon en
andere kleuren. Niet opvallend, maar bescheiden, haast onzichtbaar, timide, zich
niet opdringend. Pas als je er oog voor hebt en let op de structuren van de
verf, het schilderij, de compositie gaat het opvallen. Het materiaal van de verf
en de ondergrond vormt het omhulsel waarbinnen het landschap zich presenteert.
En het presenteert zich op een bijzondere wijze, dat is niet alledaags, niet
vertrouwd, niet een kopie van het zichtbare en bekende. Dat is ook niet
belangrijk, om het zichtbare te kopiëren, want wie is hiermee gediend? Dat is
niet mijn streven, niet mijn doel. Mij gaat het erom om de horizon te doen
oplichten, de relatie tussen hemel en aarde te verdiepen en de dubbele
gelaagdheid van de werkelijkheid die volgens mij ook een sacrale dimensie heeft
te voorschijn te halen.
De
techniek is hierbij hulpmiddel: verf gemaakt van pigmenten en gebonden met water
en verschillende bindmiddelen die invloed op elkaar uitoefenen zodat ook het
toeval een grote rol speelt bij de totstandkoming van een werk. Uitgangspunt is
vaak een concreet landschap dat in de vorm van een foto wordt toegevoegd en
waaromheen ik dan een nieuw landschap schilder. Maar dat laatste hoeft niet,
vaak is de verf zelf het uitgangspunt en begin ik met het maken van verf en het
trekken van een paar lijnen op een vel papier: dan ontstaat vanzelf een
landschap, zonder bijbedoeling, zonder opzet en zonder compositie in mijn hoofd.
In feite ben ik nog steeds de verf en de penseelstreek aan het verkennen en doe
dat vanuit het thema landschap met een accent op de horizon. Schilderen is dus
in de traditie van de oude sumi-techniek het maken van het grote gebaar. Van
binnen uit. De arm doet het werk. Het hoofd komt hoogstens achteraan om als het
werk klaar is een kleine bijdrage te leveren in de vorm van een betekenis. Een
mogelijke betekenis. Maar eigenlijk is dat niet meer interessant voor het
schilderen zelf.
Le poète est l’homme de la stabilité unilatérale.
Le poète ne s’irrite pas de l’extinction
hideuse de la mort, mais confiant en son toucher particulier transformer toute
chose en laines prolongées.
René Char[2]
De
dichter is de man van eenzijdige stabiliteit.
De
dichter maakt zich niet kwaad over de afschuwelijke verdwijning in de dood, maar
vol vertrouwen op zijn eigen bijzondere tastzin, verandert hij alles in
langgerekte wol.
John Hacking
René CharErectiele disfunctie
|
|
© Canandanann 20-09-2006 16:58:04
|