14 samenvatting
Start Omhoog

 

                      


 

Samenvatting

 

 

“Du weisst nicht, Mensch, was du warst, bevor du deinen Leib und  deine Seele bekamst. Du weisst nicht, wie du geschaffen wurdest, aber du willst Himmel und Erde erforschen! Du willst die Schöpfung beurteilen, Gott vor dein Gericht stellen und alles wissen – und vermag doch nicht einmal das Allergeringste richtig zu deuten. Du kannst dir ja nicht einmal erklären, was in deinem Körper vorgeht und was sein wird, wenn er sein Leben endet.”

 

Hildegard von Bingen[1]

 

 

“Sprechen ist nicht sehen. Das Sprechen befreit das Denken von jener optischen Forderung, der in der abendländischen Tradition seit Jahrtausenden unsere Annäherung an die Dinge unterliegt und die uns veranlasst, unter der Garantie des Lichts oder unter der Drohung des Fehlens von Licht zu denken. Zählen Sie all die Worte, durch die suggeriert wird, dass man, um die Wahrheit zu sagen, nach dem Mass des Auges denken muss.”

 

 

Maurice Blanchot[2]

 

 

 

 

chabotwinter.jpg (40842 bytes) chabotwinter2.jpg (37742 bytes) 

 

Bij wijze van samenvatting

 

 

« Magicien de l’insécurité, le poète n’a que des satisfactions adoptives. Cendre toujours inachevée”

René Char[3]

 

“Als tovenaar van de onzekerheid heeft de dichter enkel geadopteerde bevrediging. Altijd onvoltooide as.”

 

 

 

 

Sobre el tiempo presente

 

Se freres vous clamons, pas n'en devez

Avoir desdaing, quoy que fusmes occis

Par justice.

BALLADE DES PENDUS

 

Escribo desde un naufragio,

desde un signo o una sombra,

discontinuo vacio

que de pronto se llena de amenazante luz.

 

Escribo sobre el tiempo presente,

sobre la necesidad de dar un orden testamentario a nuestros

gestos,

de transmitir en el nombre del padre,

de los hijos del padre,

de los hijos oscuros de los bijos del padre,

de su rastro en la tierra,

al menos una buella del amor que tuvimos

en medio de la noche,

del llanto o de la llama que alla vez alza al hombre

al tiempo ávido del dios

y arrasa sus palacios, sus ganados, riquezas,

basta el tejo y la úlcera de Job el voluntario.

 

Escribo sobre el tiempo presente.

 

Con lenguaje secreto escribo,

pues quién podría darnos ya la clave

de cuanto hernos de decir.

Escribo sobre el hálito de un dios que aún no ha tornado forma,

sobre una revelación no hecba,

sobre el ciego legado

que de generación en generación llevará nuestro nombre.

 

Escribo sobre el mar,

sobre la retirada del mar que abandona en la orilla

formas petrificadas

0 restos palpitantes de otras vidas.

Escribo sobre la latitud del dolor,

sobre lo que hemos destruido,

ante todo en nosotros,

para que nadie pueda edificar de nuevo

tales muros de odio.

 

 

Escribo sobre las humeantes ruinas de lo que creímos,

con palabras secretas,

sobre una visión ciega, pero cierta,

a la que casi no han nacido nuestros ojos.

Escribo desde la noche,

desde la infinita progresión de la sombra,

desde la enorme escala de innumerables números,

desde la lenta ascensión interminable,

desde la imposibilidad de adivinar aún la conjurada luz,

de presentir Ia tierra, el término,

la certidumbre al fin de lo esperado.

 

 

Escribo desde la sangre,

desde su testimonio,

desde la mentira, la avaricia y el odio,

desde el clamor del hambre y del trasmundo,

desde el condenatorio borde de la especie,

desde la espada que puede herirla a muerte,

desde el vacio giratorio abajo,

desde el rostro bastardo,

desde la mano que se cierra opaca,

desde el genocidio,

desde los niños infinitamente muertos,

desde el árbol herido en sus raíces,

desde lejos,

desde el tiempo presente.

 

 

Pero escribo también desde la vida,

desde su grito poderoso,

desde la historia,

no desde su verdad acribillada,

desde la faz del hombre,

no desde sus palabras derruidas,

desde el desierto,

pues de alli ha de nacer un clamor nuevo,

desde la muchedumbre que padece

hambre y persecución y encontrará su reino,

porque nadie podria arrebatárselo.

 

 

Escribo desde nuestros huesos

que ha de lavar la lluvia,

desde nuestra memoria

que será pasto alegre de las aves del cielo.

Escribo desde el patíbulo,

ahora yen la hora de nuestra muerte,

pues de algtIn modo hemos de ser ejecutados.

 

Escribo, hermano mío de un tiempo venidero,

sobre cuanto estamos a punto de no ser,

sobre la fe sombría que nos lleva.

 

Escribo sobre el tiempo presente.

 

José Angel Valente[4]

 

 

Over het heden

Se freres vous clamons, pas n'en devez

Avoir desdaing, quoy que fusmes occis

Par justice.

BALLADE DES PENDUS

 

Ik schrijf uit een schipbreuk,

uit een teken of een schaduw,

een afgebroken leegte

die opeens volloopt met dreigend licht.

 

Ik schrijf over het heden,

over de noodzaak om een testamentaire orde aan onze gebaren

te geven,

om door te geven in de naam van de vader,

van de kinderen van de vader, -

van de duistere kindskinderen,

van hun spoor op aarde,

tenminste een spoor van de liefde die we ondervonden

in het holst van de nacht,

van de klacht of de vlam die de mens zowel verheft

tot de gretige tijd van de god

als zijn paleizen, kudden en rijkdommen verwoest

tot aan de scherf en de zweer van Job de vrijwillige.

 

Ik schrijf over het heden.

 

Ik schrijf in geheimtaal,

want wie zou ons nog de sleutel kunnen geven

van alles wat we moeten zeggen.

Ik schrijf over de adem van een nog vormeloze god,

over een nog niet voltrokken openbaring,

over de blinde afgezant

die generaties lang onze naam zal dragen.

 

Ik schrijf over de zee,

over de zee die zich terugtrekt en op het strand

versteende vormen achterlaat

of trillende restanten van andere levens.

Ik schrijf over de breedte van de pijn,

over wat we verwoest hebben,

vooral in onszelf,

opdat niemand ooit nog zo'n muren van haat

kan optrekken.

 

Ik schrijf over de walmende ruïnes van ons geloof,

met geheime woorden,

over een blind maar trefzeker visioen,

waarvoor onze ogen amper zijn geboren.

Ik schrijf uit de nacht,

uit de eindeloze voortgang van de schaduw,

uit de enorme schaal van ontelbare getallen,

uit de trage, eindeloze beklimming,

uit de onmogelijkheid het samenzwerende licht te voorspellen,

de aarde te voorvoelen, het einde,

en tenslotte de zekerheid van het langverwachte.

 

Ik schrijf uit het bloed,

uit zijn getuigenis,

uit de leugen, de inhaligheid en de haat,

uit de schreeuw van de honger en de onzienlijke wereld,

uit de veroordelende rand van de soort,

uit het zwaard dat die soort dodelijk kan treffen,

uit de draaiende leegte beneden,

uit het aangezicht van de bastaard,

uit de hand die zich ondoorzichtig sluit,

uit de volkerenmoord,

uit de kinderen eindeloos gestorven,

uit de boom in zijn wortels gewond,

uit de verte,

uit het heden.

 

Maar ik schrijf ook uit het leven,

uit zijn krachtige schreeuw,

uit de geschiedenis,

niet uit zijn neergekogelde waarheid,

uit het gelaat van de mens,

niet uit zijn neergehaalde woorden,

uit de woestijn,

want daaruit komt een nieuw protest,

uit de menigte mensen die honger en vervolging

lijden en hun rijk zullen vinden,

want niemand kan het hun afpakken.

 

Ik schrijf uit onze beenderen

die de regen zal wassen,

uit ons geheugen

dat blij grasland wordt voor de hemelse vogels.

Ik schrijf van op het schavot,

nu en in het uur van onze dood,

want we worden hoe dan ook terechtgesteld.

 

Ik schrijf, broer van een komende tijd,

over alles wat wij op het punt staan niet te zijn,

over het donkere geloof dat ons stuwt.

 

Ik schrijf over het heden.

 

 

J_van_Ruisdael_Dune_landscape_1655.jpg (319811 bytes) J_van_Ruisdael_View_of_Alkmaar_1655.jpg (240466 bytes)  Meindert_Hobbema_The_avenue_middelharnis_1689.jpg (260808 bytes)   

 

“Résumé”

 

Vergiss

Vergiss die

poetische Wahrheit

Es gibt nur

die Wirklichkeit

sagen die Klugen

Vergiss die Wirklichkeit

Es gibt nur die

poetische Wahrheit

sagen die Träumer

der wahren Wirklichkeit

 

 

Rose Ausländer

 

 

Poëzie bewerkt als het ware een transitionele realiteit: de tussenruimte tussen het profane en het sacrale wordt overbrugd, de epifanie wordt mogelijk. Deze metafoor van de ruimte keert voortdurend terug in de geciteerde gedichten als een vooronderstelling.

Kan het landschap de belofte vervullen van een tempel waar hemel en aarde (tijdelijk) bijeenkomen, waar de grens is opgeheven. In de Romantiek was men hierover positief gestemd ondanks het gevoel van existentiële leegte, als het ware de andere kant van de medaille. In het oosters landschap is het vanzelfsprekend. In de geschiedenis van de westerse schilderkunst heeft men hierover verschillend gedacht en is de goddelijkheid van het landschap langzaam veranderd in de ‘scheppingskracht’ en ideeënrijkdom van de individuele kunstenaar. Het geschilderde landschap is eigenlijk altijd “construct” geweest en  gebleven. Dat laat niet alleen de semiose zien bij de afzonderlijke kunstenaar, het is ook een beeld dat parallel loopt aan de geschiedenis van de westerse filosofie. Het perspectief in de schilderkunst was een vorm van toe-eigening van de onmetelijke ruimte. Zo ook in de wetenschap, waar de ‘objectieve waarneming’ de wijze werd waarop de werkelijkheid werd bestudeerd en beschreven. In de wetenschap zien we een wending naar de dingen, in de schilderkunst uiteindelijk een wending naar het subject van de schilder.

Het landschap is in deze ontwikkeling hoe dan ook een vorm van heterotopie gebleven, een andere (en meestal) niet werkelijke plaats. Tenminste niet zo werkelijk dat je het schilderij kunt binnenstappen. Als heterotopie neemt het kunstwerk volgens Foucault een tussenplaats in tussen empirie en theorie met een geheel eigen ‘discours’, in de woorden van Foucault een  ‘contre-discours’. De kunstenaar overschrijdt de grenzen en deze grensoverschrijding is wezenlijk voor zijn werk. Het was de theoloog Tillich die de grenzen de meest vruchtbare plaats noemde van inzicht. Ik zou hieraan toe willen voegen ‘en de verbeelding’. Armando en Anselm Kiefer werken voortdurend op een grensvlak, hun werk legt daar een krachtig getuigenis van af. Kiefer noemt schilderen niet voor niets ‘als om de krater heen gaan’. De krater was (of is) een vuurspuwende mond, verleden (en dreigende belofte). Als de transparantie van de werkelijkheid voor het transcendente niet verloren is gegaan, ook niet in deze moderne tijd, kan kunst werken als talisman, als brug naar het heilige, als medium naar een andere (zijde van de) werkelijkheid. Bij Caspar David Friedrich stootte de eindigheid op het oneindige in de beleving van de natuur. Maar bij hem bleek net hoe belangrijk het taalproces is, net zoals bij Kiefer en Armando, om die ervaringen te verwoorden. Vandaar dat ik heel wat terzijdes die taal en het tot stand komen ervan ter sprake heb gebracht.

In de oosterse landschappen zijn de uitgangspunten anders: energiestromen en verbondenheid met de natuur worden daar anders beleefd, iets wat de filosoof en huiskamergeleerde Kant zich maar nauwelijks kon voorstellen. De beleving van authenticiteit in het landschap en in het kunstwerk waren voor hem onbekend. De westerse filosofie kan daarom niet alleen een maatstaf leveren om het landschap te bestuderen. Ook de afwezigheid van het goddelijke is een sleutel tot verstaan. In de leegte van de afwezigheid kan van alles opbloeien. Net zoals het lege vat met alles gevuld kan worden. De leegte van het vat is niet alleen maar mogelijkheidsvoorwaarde, het is het wezen ervan. Achter of onder de zichtbare werkelijkheid kan zich een andere verbergen, een hermetische werkelijkheid met andere categorieën. Het sneeuwbedekte landschap is hiervoor een prachtige metafoor. Het mooie van de taal is dat je alles kunt zeggen. De ontdekking van wereld en leven in de wereld wordt in de taal uitgedrukt en krijgt bestaansrecht. Je kunt alle kanten op, ook het mogelijke epifanische karakter, het numineuze in het landschap wordt dan een werkelijkheid. Heidegger noemde het grondgebeuren van de Moderne Tijd, de verovering van de wereld als beeld. In dit tijdperk van toegenomen virtualiteit van het beeld, Ortega y Gasset wees er al in 1924 op, heeft dat gevolgen voor de kunst en in het bijzonder voor het landschap. Het schilderij is vervangen door de film, en via de computer en de nodige aansluitingen kun je als toeschouwer binnentreden in deze virtualiteit die een eigen werkelijkheid is geworden en daarmee zijn grenzen heeft overschreden. De sphaira, de globus, de wereldbol stond voor het vormaspect van de kosmische totaliteit.[5] Die totaliteit is nu tevens de beleving van het innerlijk landschap geworden. In onze samenleving gaan we twee kanten op: naar buiten en naar binnen. De ontdekking van de kosmos en de ontdekking van ons innerlijk. Twee bewegingen die parallel aan elkaar verlopen. Raken we daarmee de horizon (als houvast) kwijt, die hemel en aarde verbindt en die ons zo vertrouwd is uit het geschilderde landschap? De toekomst zal het uitwijzen.

 

Voor een overzicht van mijn eigen werk zie: http://landscape.mystiek.net ook voor een artikel over de invloed van Armando op mijn eigen werk “Het kunstwerk in de ogen van de toeschouwer”: http://landscape.mystiek.net/betekenis.htm

 



[1] H. von Bingen, Mit den Herzen sehen. Mystische Erfahrungen und visionäre Gedanken, Bern München Wien (Scherz Verlag), p. 40
[2] Blanchot, o.c. p. 86-87
[3] Uit: « Partage Formel » in: Char, Zorn o.c. p. 59

[4] Valente, o.c. p. 26-31

[5] Vgl.: “Globus [lat., »Kugel«]. Der Rückgriff der Humanisten auf die Antike brachte auch den G. als Symbol der Erdkugel wieder in Erinnerung; an den kaiserl. Reichsapfel als Symbol der Herrschaft über das Erdenrund knüpfte man nicht an. Den ersten G. als Abbild der Erde schuf 1492 M. Behaim in Nürnberg noch vor der Fahrt des Ch. Kolumbus. Jedoch leistete erst der G. von M. Waldseemüller prakt. Dienste, ebenso ein in Kupfertreibarbeit 1506/11 hergestellter G. Die seit 1514 gearbeiteten Stücke von Johann Schöner machen wichtige Stufen der Aneignung des Erdbildes deutlich. Bemerkenswert ist ein G. aus getriebenem Silber in Nantes, der kurz nach 1530 entstand. Eine neue Stufe erreichte der G. durch Laurentius Frisius; an seinen Globen arbeitete seit 1534/38 G. Mercator mit, dessen bedeutendster G. 1541 entstand. Mercator war der erste, der die Beschriftung des G. durch Majuskeln und Minuskeln differenzierte. Nach 1550 entstanden zahlreiche und um Genauigkeit bemühte Globen, die ältere fehlerhafte Stücke verdrängten. G. aus der Zeit bis um 1550 gehören zu den seltensten Belegen der geographischen Wissenschaft.” Uit: Lexikon der Renaissance: Globus. Lexikon der Renaissance, S. 1841 (vgl. LdRen, S. 298)

 

 


 

Hildegard von BingenErectiele disfunctie

             

 

© Canandanann 20-09-2006 16:58:03