|
|
|
|
Semiotiek
en schilderkunst – de leegte als voorbeeld
DAS
WORT VOM ZUR-TIEFE-GEHN,
Paul
Celan[1]
XV
Cuerpo,
lo oculto,
el
encubierto, fondo
de
la germinación,
la
luz,
delgados
hilos
líquidos,
medulas,
estambres
con que el cuerpo
alrededor
de sí sostiene
el
aire, bóveda,
pájaro
tenue, terminal, tejido
de
luz corpórea al cabo
el
despertar.
XV
Lichaam,
het verborgene,
heimelijke,
bodem
van
het ontkiemen,
het
licht,
fijne
draadjes
vloeibaar
,
merg,
meeldraden
waarmee het lichaam
om
zich heen de lucht
stut,
gewelf,
tere
vogel, eindig, weefsel
van
lichamelijk licht tot het einde
het
ontwaken.
Jose
Angel Valente[2]
Semiotiek
– kunst als ‘semiotisch feit’.
XXVI
La
poésie est de toutes les eaux claires celle qui s’attarde le moins aux
reflets de ses ponts.
Poésie,
la vie future à l ’intérieure de l’homme requalifié.
René
Char[4]
De poëzie is onder alle heldere wateren het ene dat zich het minst bezig houdt met spiegelbeelden van zijn bruggen. Poëzie, toekomstig leven in het binnenste van de opnieuw gekwalificeerde mens.
Een schilderij staat niet op zichzelf. “De filosoof Jan Mukarovsky, heeft als een van de eerste in de geschiedenis van de esthetica een poging ondernomen tot een systematische semiotiek van de kunst.” Dat was in 1934 in Praag waar hij een lezing over dit thema hield. Kunst kun je beschouwen als “semiotisch feit”.[5] Kortgezegd komt dit hierop neer dat kunstwerken een rol spelen in een proces van betekenisgeving. Zowel de kunstenaar als de toeschouwer geven betekenis aan het werk. Die betekenissen hoeven niet te convergeren.[6]Erectiele disfunctie Kortgezegd komt dit hierop neer dat kunstwerken een rol spelen in een proces van betekenisgeving. Zowel de kunstenaar als de toeschouwer geven betekenis aan het werk. Die betekenissen hoeven niet te convergeren. De bestudering van kunstwerken vanuit de Semiotiek is redelijk recent. Semiotiek is de wetenschap die het “semeia” (teken) bestudeert. Charles S. Peirce (1839-1914) een andere grondlegger heeft het begrip semiose bedacht.[7] Semiose is een proces van zingeving dat tot stand komt op basis van interpretatie van tekens. Een teken kan van alles zijn, alles wat men kan waarnemen. Een teken verwijst naar een object maar valt er niet mee samen. “Opdat een potentieel teken daadwerkelijk als teken kan functioneren, moet het in relatie treden met een object, geïnterpreteerd worden en in de geest van het in de handeling geïmpliceerde subject een interpretant voortbrengen. Dit proces van interpretatie wordt "semiose" genoemd.” [8] Dit proces van semiose, van betekenisgeving, vindt voortdurend plaats in onze onderlinge communicatie en onze relatie tot de werkelijkheid. Zo ook als wij een geschilderd landschap bekijken. Ook de kunstenaar zelf kan zich hieraan niet onttrekken. De Franse filosoof Emmanuel Levinas heeft eens gezegd dat het kunstwerk zijn maker verraadt. Daarmee wilde hij uitdrukken dat zo gauw het kunstwerk het atelier verlaten heeft, het een eigen leven gaat leiden, afhankelijk van de interpretaties van degene in wiens handen het komt of voor wie het wordt tentoongesteld. Het kunstwerk wordt geduid. In die duiding is het als het ware “vogelvrij”. Dat hoeft geen probleem te zijn als je in de gaten houdt dat het voortdurend om processen van betekenisgeving gaat. De inhoud van die betekennissen is niet absoluut, maar cultuur- en tijdsgebonden. Het valt dan ook niet mee om precies en objectief uit te drukken welke indruk een schilderij op je maakt omdat het begrip objectiviteit hier niet op zijn plaats is. Meestal komt de beschouwer (en de kunstenaar zelf) niet verder dan het hanteren van metaforen en beelden. Het taalspel, de semiose is dan in volle gang.[9] “Nimmer convergeren beeld en woord. Wanneer beeld en woord samenvallen is geen ruimte voor herinnering. Het onvoorstelbare is de coïncidentie van beeld en woord. De complementariteit van zintuiglijke beleving en verbale expressie vormt de bestaansgrond van de verbeelding. Vanwege de wederzijdse ontoereikendheid van beeld en woord bestaan geen uitputtende beschrijvingen, laat staan van complexe dingen als kunstwerken.”[10]
Semiose en het landschap
Eres igual a ti,
Y desigual, lo mismo
Que los azules
Del cielo.
Je bent jezelf gelijk,
En toch niet gelijk, net als
De blauwe schakeringen
Van de hemel.
Juan Ramón Jiménez[11]
Het concept van het proces van semiose en de inhoud daarvan leent zich daarom uitstekend om landschappen te bestuderen. De interpretatie maakt deel uit van een lange keten van interpretaties en is nooit af. Een dergelijke kijk op de werkelijkheid heeft mijn persoonlijke voorkeur omdat dit ruimte schept. Vast staande en als absoluut opgevatte betekennissen krijgen al gauw iets totalitairs. Dat laatste is niet alleen strijdig met elke vorm van vrijheid maar doet de beschreven werkelijkheid geen recht.[12] Kunstenaars kunnen expliciet aan het woord worden gelaten om de betekenissen die zij aan het landschap hebben toegekend te verwoorden. Veel kunstenaars doen dit echter liever niet. Zij spreken niet zo graag en zo veel over hun werk omdat er niet toe in staat zijn of omdat ze vermoeden dat elke betekenis er maar een is. Kunsthistorici en kunsttheoretici trachten dan ook op basis van eigen waarneming, gesprekken en het lezen van commentaren van vakgenoten en de pers tot een eigen oordeel te komen.[13] Als lezer van dergelijke commentaren blijf je vaak met het gevoel achter dat het maar “een interpretatie” is. Dat geeft echter ook ruimte om zelf een interpretatie te geven op basis van nauwkeurige waarneming, het stellen van vragen, verdieping in de materie en het associëren. Het gaat niet om een laatste woord of om een definitieve waarheid. De tekst die het landschap beschrijft geschiedt als het ware tijdens het kijken. Het landschap ontstaat in de ogen van de toeschouwer door erover te spreken. Ook als het landschap als verbeelding van een emotie van de kunstenaar wordt opgevat betekent dat niet dat de eigen emoties buiten spel moeten blijven. Betekenis verlenen kan letterlijk worden opgevat als het lenen van betekenis aan het werk. Het is een uit-leen, een terug kunnen nemen van de betekenis als er nieuwe lagen zichtbaar worden, andere betekenissen. Het is ook een proces van nooit klaar zijn ermee, het blijft relatief, tijdelijk, persoons- en cultuurgebonden, ideologisch gekleurd enz. Zoals we misschien ‘dit leven in bruikleen hebben gekregen’ om er wat mee te doen, zo staat het misschien ook met de betekenissen, ze zijn niet absoluut, ze hebben niet het laatste woord. De omgang met onze werkelijkheid waarin we leven, onze lichamelijke constitutie, en niet alleen onze gedachten en opvattingen bepalen naar mijn idee grotendeels de wijze waarop we denken en betekenis geven aan ons leven en de producten die we tot stand brengen, zoals een schilderij. Naar mijn weten is niet of nauwelijks in de filosofie onderzocht wat de betekenis van het eigen lichaam als ruimtelijk fenomeen en wat het effect daarvan is op onze waarneming en ons denken en vooral op de wijze waarop wij concreet betekenis geven in semiotische processen. Het feit bijvoorbeeld dat ook onze huid een waarnemingsorgaan is, en dat onze beleving van de werkelijkheid via de huid een heel andere kan zijn, dan de nadruk op alléén het zien (en horen). Het effect van interne lichamelijke processen op onze waarneming en ons welbevinden hebben psychologisch wel aandacht gekregen maar een gedegen filosofische onderbouwing en reflectie ontbreekt. Er worden wel deelstudies gepubliceerd over facetten van het menselijk lichaam en de beleving van de werkelijkheid maar een synthese ben ik bij mijn weten in de westerse filosofie nog niet tegengekomen.[14] Een gegeven is wel bekend: we kunnen níet buiten ons lichaam treden om vanuit dat (archimedisch) punt naar onszelf te kijken. Ons lichaam constitueert onze waarneming, ons voorstellingsvermogen en ons beeldend vermogen. De consequenties van een dergelijk uitgangspunt voor onze wijze van betekenisgeving en de inhoud daarvan zijn mijns inziens nog nauwelijks filosofisch doordacht.[15] De betekenis van een kunstwerk in de ogen van de kunstenaar hangt ook samen met het publiek dat hij voor ogen heeft. Voor wie is zijn werk bedoeld, wie is de opdrachtgever, wat wil hij voor boodschap uitdragen en wat wordt van hem verwacht. Kunstenaars die niet in directe opdracht werken van een opdrachtgever en andere intenties hebben werken nooit zomaar, zonder bedoeling. Onderzoek naar de motieven en beweegredenen van kunstenaars kan daarom licht werpen op de wijze waarop zij hun werk betekenis verlenen en via dit werk betekenis communiceren.
Leegte en lege ruimte
Siccome
questo è il vuoto c’è posto per tutto,
E
quel poco che c’è, è come se non ci fosse.
Anche
i binari sono perfettamente inerti,
Le
lucertole immobili, i vagoni
Dementicati
Fabio Pusterla[16]
Da dies die Leere ist, hat alles Platz; Und so weniger ist da, dass es ist, als ware nichts da. Auch die Geleise sind ganz und gar müssig, Die Eidechsen reglos, die Eisenbahnwagen Vergessen.
“Geh hin, wo du nicht kannst: sieh, wo du siehtest nicht; hör, wo nichts schallt und klingt, so bist du, wo Gott spricht.
“Gott ist wahrhaftige nichts, und so er etwas ist, so ist ers nur in mir, wie er mich ihm erkiest.”
Angelius Silesius[17]
Een voorbeeld van semiose ten aanzien van het geschilderde landschap kan (bij wijze van voorbeeld) de vraag zijn naar ‘de leegte’ en de concrete lege ruimte(s) in het schilderij. Uiteindelijk zijn er geen ‘echte lege ruimtes’ en hoort alles bij het geschilderde werk, ook de niet ingevulde, leeg gelaten, of leegheid suggererende ruimte. Leegheid zelf is de essentie en de voorwaarde voor de ruimte. Het is niet de omhulling of de afbakening die het karakteristieke kenmerk vormt voor de ruimte, iets wat we wel geneigd zijn om te denken, starten bij de buitenkant, maar de de binnenkant, die leeg is. Leegte laat ruimte open, ook voor de betekenisgeving. Hoe compacter de ruimte, hoe meer ingevuld op een schilderij, of ander object, hoe minder leegte, hoe minder verwijzing, en mogelijkheid tot verwijzing en betekenisgeving.[18] Hoe associatief dit proces van betekenisgeving op basis van de lege ruimte kan worden bewijst het feit dat in de leegte zelfs God kan wonen – je kunt de leegte zelfs met God vullen. Bijbelse verhalen over de (lege) woestijn als plek van Godsontmoeting, plaatsen om je terug te trekken van de verwijzingen en drukte van de wereld, de kloostercel, de natuur, het zijn even zovele aanwijzingen dat de leegte de voorwaarde vormt voor een bijzondere gebeurtenis of werkelijkheid. Niet voor niets is de heiligste ruimte in de tempel in het Oude Israël leeg, dit tot grote verbijstering van de Romeinse bezetters die in 70 na Christus deze tempel in Jeruzalem met de grond gelijkmaakten. Chinees-Japans landschappen met veel leegte zetten aan tot meditatie en mystieke gewaarwording. Volgens de filosoof Otto Spengler is het ideaal van de westerse mens de oneindige ruimte. Deze ruimte heeft de mens steeds in zijn omgeving gezocht.[19] Hoe het ook zij, leegte en lege ruimte is ‘an sich’ nog niet gelijk aan oneindigheid of de oneindige ruimte. Om dit verder te onderzoeken zou eerst gekeken moeten worden wat een oneindige ruimte is en of deze wel voorstelbaar en ervaarbaar is. Of werkt het begrip ‘oneindig’ als een soort teken, een verwijzing, niet alleen in de logica en wiskunde, maar ook bijvoorbeeld in de theologie als eigenschap van het goddelijke? In de concrete lege sacrale ruimte van de tempel in het oude Israël was de scheiding tussen hemel en aarde als het ware opgeheven. Misschien is dat wel bij uitstek het kenmerk van een sacrale ruimte: hemel en aarde komen samen, het onderscheid verdwijnt omdat de kaders en kenmerken waarmee dit onderscheid in stand wordt gehouden voor een moment verdwenen zijn. Er ontstaat dan een zogenaamde transitionele realiteit, een realiteit die (verbeeld) de grenzen opheft tussen werkelijk en niet-werkelijk (ervaarbaar).[20] Omdat de tekens die naar de tastbare en zichtbare werkelijkheid verwijzen verdwenen zijn kan de lege ruimte zelf tot teken worden van een andere werkelijkheid. God is niet veraf als men de ruimtes ontruimt, de ruimte van de geest en de ruimte van de werkelijkheid waarbinnen we ons bevinden. Dat is het geheim van de soberheid van een kloosterleven, de aandacht wordt niet afgeleid om zich te concentreren op het meest wezenlijke. Vanuit de semiotiek kan dus op een eigen wijze nagedacht worden over de betekenis van een schilderij en het proces van betekenisgeving zowel vanuit de kunstenaar als de beschouwer van het werk.
[1] P. Celan, Gedichte. In zwei Bänden, Stuttgart 1986-1987 (Surhkamp) bd 1, p. 212 [2] uit: El fulgor, (1984) De schittering in: Jose Angel Valente, De compositie van de stilte. Gedichten, Brussel 2003 (Wagner en van Santen) p. 166-167 [3]
Goethe, bd. 1. o.c. p. 916
[4]
uit: « A la santé du serpent » in: Char, Zorn o.c. p. 124
[5] W.Elias, Tekens aan de wand. Hedendaagse stromingen in de kunsttheorie, Antwerpen Baarn 1993, (Hadewijch), p. 180 en 183-185 [6] Voor het begrip betekenis zie de uitgebreide samenvatting “Bedeutung” in: J. Speck (Hrsg.), Handbuch wissenschaftstheoretischer Begriffe, 3 Bd., Göttingen 1980 (Van den Hoeck & Ruprecht). p. 49-60 [7] Ch.S. Peirce, Phänomen und Logik der Zeichen, Frankfurt am Main 1983 (Suhrkamp) [8] vgl. het begrip en
herkomst van semiose in: B. Osimo, Vertaalcursus, Logos 2004: “In Europa
zijn we gewoon in de terminologie van het structuralisme te denken en in het
voetspoor van De Saussure over de betekenis te spreken met behulp van de
begrippen signifiant en signifié. De Saussure heeft uitgelegd
dat er een reeks van met elkaar verbonden begrippen signifiant/signifié
bestaat die onderling een volstrekt willekeurige relatie hebben. Onder signifiant
verstaat De Saussure de klank die een spreker voortbrengt om iets aan te
geven (bijvoorbeeld de uitspraak van een woord), terwijl hij met signifié
het begrip aanduidt waarnaar de signifiant verwijst. De relatie
tussen signifiant en signifié is arbitrair, en dit verklaart
waarom talen (natuurlijke codes) onderling verschillen. Als de relatie
echter noodzakelijk was, zouden we allemaal één universele taal spreken,
met andere woorden, ons bevinden in de toestand van voor de Babylonische
spraakverwarring uit het bijbelverhaal. De relatie zelf wordt zingeving
genoemd of signification.
Het teken is alles wat kan worden gekend. Opdat een potentieel teken daadwerkelijk als teken kan functioneren, moet het in relatie treden met een object, geïnterpreteerd worden en in de geest van het in de handeling geïmpliceerde subject een interpretant voortbrengen. Dit proces van interpretatie wordt "semiose" genoemd. In een grafiek kan het als volgt worden weergegeven:
De driehoek van de semiose volgens
Peirce
Vergelijken we de driehoek van Peirce nu met de tweedeling van De Saussure, dan valt ons in de eerste plaats op, dat de opvatting van Peirce ruimte geeft aan de individuele interpretatie. De interpretant is een subjectieve gedachte die voor het subject in kwestie - en voor niemand anders - enerzijds verwijst naar een object, en anderzijds naar een teken dat soms wordt gebruikt om naar dat object te verwijzen. Dit impliceert dat de willekeurigheid van de signification van De Saussure in Peirce een subjectieve dimensie heeft die niet arbitrair is. Voor ieder van ons heeft de relatie tussen een teken en een object een precieze betekenis, die samenhangt met gevoelens, herinneringen, ervaringen die met die semiose te maken hebben. De semiose krijgt in Peirce ook een affectieve dimensie, die, ook al is ze subjectief, voor het subject beslist niet willekeurig is. In de tweede plaats kan het teken
bij Peirce alles zijn wat men maar wil, dus niet noodzakelijkerwijs een
geschreven of uitgesproken woord, zoals bij De Saussure. In de semiotiek van
Peirce is het niet de linguïstiek die zich uitstrekt over andere typen
codes; het is de semiotiek die alle tekensystemen bestudeert, waaronder ook
die van de taal. [9] “Aber die Beziehung der Sprache zur Malerei ist eine unendliche Beziehung; das hiesst nicht dass das Wort unvollkomen ist und angesichts des Sichtbaren sich in einem Defizit befindet, das es vergeblich auszuwetzen versuchte. Sprache und Malerei verhalten sich zueinander irreduzibel: vergeblich spricht man das aus, was man sieht: das was man sieht, liegt nie in dem, was man sagt; und vergeblich zeigt man durch Bilder, Metaphern, Vergleiche das, was man zu sagen im Begriff ist.” Uit: M.Foucault, Die Ordnung der Dinge. Eine Archäologie der Humanwissenschaften, Frankfurt am Main 1974 (Suhrkamp) p. 38 [10] G. Meijer, De ongekunstelde ruimte. Eros en medium – een esthetica, Budel 2004 (Damon) p. 23 [11]
Jiménez, o.c. p. 186
[12] “So ist es mit jedem wahren Kunstwerk, indem jedes, als ob eine Unendlichkeit von Absichten darin wäre, einer unendlichen Auslegung fähig ist, wobei man doch nie sagen kann, ob diese Unendlichkeit im Künstler selbst gelegen habe, oder aber bloss im Kunstwerk liege.” In: Schelling: System des transzendenten Idealismus. Philosophie von Platon bis Nietzsche, S. 37058 (vgl. Schelling-W Bd. 2, S. 304) [13] Zo komt er in het
prachtig uitgeven en goed gedocumenteerde werk van Arasse over Anselm
Kiefer, de kunstenaar zelf niet of nauwelijks aan het woord. Vgl.
D. Arasse, Anselm Kiefer, London 2001, (Thames and Hudson)
Vgl. Ook hoeveel citaten van kunstenaars komen naar voren in: Willem Eilas, Tekens aan de wand. Hedendaagse stromingen in de kunsttheorie, Antwerpen Baarn 1993, (Hadewijch) en Frank vande Veire, Als in een donkere spiegel. De kunst in de moderne filosofie, Amsterdam 2002 (Sun) [14] Vgl. U. Libbrecht, o.c., p. 201-203 die hier verder over uitweidt en spreekt over lichamelijkheid en o.a. de tastzin en het landschap; Vgl. ook O. Paz, Essays bd. 2, Frankfurt am Main 1984 (Suhrkamp), p. 432 over ruimte en lichamelijkheid Waarschijnlijk zijn er meer teksten te vinden in de contemplatieve tradities, vgl. H.F. de Wit, De verborgen bloei. Over psychologische achtergronden van spiritualiteit, Kampen 1998 (Kok Agora) en H.F. de Wit, De lotus en de roos. Boeddhisme in dialoog met psychologie, godsdienst en ethiek, Kampen 1998 (Kok Agora) [15] Merleau-Ponty heeft een
eerst aanzet gegeven met zijn filosofie van de waarneming, in M.
Merleau-Ponty, Phaénoménologie de la Perception, Paris 1945 (Gallimard);
Martha Nussbaum besteedt aandacht aan de rol van emoties en de betekenis
daarvan in M. Nussbaum, Oplevingen van het denken. Over de menselijke
emoties, Amsterdam 2001 (Ambo); Bert Hermans en Harry Kempen hebben vanuit
de persoonlijkheidspsychologie aandacht besteedt aan de mentale processen in
de waarneming van de werkelijkheid en de betekenisgeving in H.J.M. Hermans,
H.J.G. Kempen, The dialogical Self. Meaning
as Movement, San Diego 1993 (Academic Press) en H.J.M. Hermans, E.
Hermans-Jansen, Self-Narratives, The Construction of Meaning in
Psychotherapy, New York London 1995 (The Guilford Press)
[16] uit Paesaggio in: Fabio
Pusterla, Solange Zeit bleibt. Dum vacat. Gedichte Italienisch und Deutsch,
(vertaling Hanno Helbling), Zürich 2002 (Limmat Verlag), p. 74-75
[17] Angel Silesius, Sämtliche poetische Werke. In drie Bänden, München Wien 2002 (Fourierverlag), p. 29 [18] Vgl. voor een invulling van het begrip “Nichts” in: H. Krings ua. (Hrsg), Handbuch philosophischer Grundbegriffe, Studienausgabe 6 Bd., München 1973 (Kosel), p. 991-1008 [19] O.Spengler, Der Untergang des Abendlades. Umriss einer Morphologie der Weltgeschichte, München 1923, p. 227 [20] Vgl. ook de beschrijving van deze transitionele werkelijkheid (Winnicott) als tussen-werkelijkheid en de invulling ervan met behulp van symbolen: in T. van den Berk, Mystagogie. Inwijding in het symbolisch bewustzijn, Zoetermeer 2001 (Meinema) p. 126-128
Erectiele disfunctie[1] P. Celan, Gedichte. In zwei Bänden, Stuttgart 1986-1987 (Surhkamp) bd 1, p. 212 |
| ||||||||||||||
|
© Canandanann 20-09-2006 16:58:02
|